In principe kan een werkgever (of werknemer) slechts overgaan tot een ontslag om dringende reden wanneer het feit op basis waarvan men de dringende reden inroept, maximaal drie (3) werkdagen bekend is bij de partij die de dringende reden inroept.
Hoewel het overschrijden van deze termijn er in principe voor zorgt dat een partij deze feiten niet meer kan inroepen om tot een ontslag om dringende reden over te gaan, kunnen deze feiten – indien men later alsnog tot een ontslag om dringende reden zou overgaan – wel nog steeds gebruikt worden om meer context te verschaffen aan de nieuwe feiten.
Zo oordeelde het Hof van Cassatie eerder al dat vroegere feiten, die op zichzelf het ontslag om een dringende reden niet meer kunnen verantwoorden, wel ingeroepen kunnen worden om de ernst van het feit waarvoor ontslag om dringende reden gegeven wordt, toe te lichten. Om te beoordelen of een feit voldoende zwaarwichtig is om van een dringende reden te spreken, moet men immers met alle omstandigheden rekening houden.
Ook eerdere feiten die op zichzelf geen ernstige tekortkoming uitmaken, maken deel uit van deze omstandigheden en dit zeker wanneer juist wordt aangevoerd dat de (nieuwe) feiten slechts een dringende reden tot onmiddellijk ontslag uitmaken door ze te beschouwen in het licht van de voorheen voorgevallen feiten.
Desondanks oordeelde het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Hasselt, op 15 september 2015 dat de (nieuwe) feiten die werden ingeroepen op zichzelf niet voldoende ernstig of zwaarwichtig waren en het daarom verder niet nodig was om nog uitspraak te doen over de eerdere feiten die vóór de aanvang van de drie-dagentermijn gesitueerd waren.
In een arrest van 16 april 2018 vernietigde het Hof van Cassatie deze beslissing van het arbeidshof en bevestigde haar eerdere standpunt. Het Hof van Cassatie oordeelde met name:
“Voor het in aanmerking nemen van de aangevoerde omstandigheden is niet vereist dat de als dringende reden ingeroepen feiten op zichzelf reeds een ernstige tekortkoming uitmaken die elke verdere professionele samenwerking onmogelijk maakt, wanneer juist wordt aangevoerd dat die feiten slechts een dringende reden tot onmiddellijk ontslag uitmaken door ze te beschouwen in het licht van de voorheen voorgevallen feiten die als verzwarende omstandigheid zijn aangevoerd.”
Wanneer degene die de dringende reden aanvoert dus stelt dat het ingeroepen feit een dringende reden is in het licht van de eerdere feiten, dient de rechter dus wel degelijk niet enkel de nieuwe feiten te beoordelen, maar moet deze daarenboven ook steeds nagaan of de eerdere feiten een nieuw licht werpen op de nieuwe feiten en hier rekening mee houden bij zijn beoordeling.
Dit is niet nieuw, maar bevestigt wel nogmaals het belang van een goed opgestelde motivering waarin duidelijk verwezen wordt naar vroegere feiten (voor zover die er zijn natuurlijk).
Bron: Cass. 16 april 2018, S.16.0040.N., http://www.juridat.be.