
Het Hof van Beroep te Gent heeft op 9 maart 2017 een arrest geveld in het kader van een echtscheiding over het lot van het aanvullend pensioen dat tijdens het huwelijk werd opgebouwd via een groepsverzekering. Het Hof van Beroep geeft met haar arrest navolging aan het standpunt van het Grondwettelijk Hof[1] omtrent dit vraagstuk.
Wanneer een groepsverzekering tijdens het huwelijk met gemeenschap van goederen wordt opgebouwd, is de vermogenswaarde van die groepsverzekering gemeenschappelijk. Het Hof van Beroep is hierdoor van oordeel dat de vermogenswaarde van de groepsverzekering moet worden verdeeld bij de vereffening-verdeling na echtscheiding. Hierbij mag enkel rekening worden gehouden met de actuele nettowaarde van het kapitaal van de groepsverzekering op datum van de effectieve verdeling.
Dit arrest toont opnieuw het
onbedoelde resultaat aan van de wisselwerking tussen het
huwelijksvermogensrecht en aanvullend pensioenrecht. Door de vermogenswaarde
van de groepsverzekering te verrekenen op het moment van de vereffening van het
huwelijksvermogensrecht, verkrijgt de partner van de begunstigde van de
groepsverzekering een voordeel dat beide partners, in de veronderstelling dat
het huwelijk niet werd ontbonden, pas ten vroegste zouden hebben kunnen
verkrijgen bij het bereiken van de pensioenleeftijd van de begunstigde van de
groepsverzekering.
Daarnaast houdt deze werkwijze geen rekening met
het risico dat de begunstigde van de groepsverzekering overlijdt nog vóór hij
de pensioenleeftijd bereikt en of de groepsverzekering in dat geval een
overlijdensdekking voorziet.
[1] GwH 27 juli 2011, nr. 136/2011.