Beschermde werknemer: ontslag om dringende reden (deel 2)

In hetzelfde arrest dat in een vorige post werd besproken kwamen ook nog 2 andere interessante kwesties aan bod.

In de eerste plaats werd bevestigd dat wanneer de ontslagbevoegdheid van een bepaald individu of orgaan in twijfel wordt getrokken, een derde het recht heeft om te eisen dat de lasthebber een volmacht voorlegt. Maar, dit is uiteraard geen verplichting.

Indien dit bijgevolg niet binnen redelijk korte termijn gebeurt, kan het bestaan van de lastgeving niet meer ontkend worden wanneer noch de lastgever, noch de lasthebber enige betwisting in dat verband opperen.

Tweede meldenswaardig item betreft de vermeldingen in het arbeidsreglement.

Vaak worden in het arbeidsreglement allerlei voorbeelden opgenomen van tekortkomingen die aanleiding kunnen zijn voor een ontslag om dringende reden.

Het is een evidentie dat een arbeidsreglement onmogelijk ieder gedrag of feit kan vermelden dat ooit de werkgever ertoe zou brengen om ontslag om dringende reden in te roepen, maar toch blijft men regelmatig als argument inroepen ‘als het er niet instaat, is het geen dringende reden’…

Het Arbeidshof bevestigt dat in de hiërarchie der rechtsbronnen de wet hoger staat dan het arbeidsreglement, en een niet-vermelding in het arbeidsreglement geen afbreuk kan doen aan de bevoegdheid van de rechter om een ingeroepen tekortkoming te beoordelen.

(Arbh. Antwerpen, 13 november 2017, AR 2017/AA/434)