Specifieke voorwaarden van klanten zijn geen ‘wezenlijke en bepalende beroepsvereiste’

Zoals we reeds eerder meldden, sprak het Europese Hof van Justitie zich op 14 maart laatstleden (in Grote Kamer) uit over de vraag of het verbieden op de werkvloer van zichtbare tekenen van politieke, filosofische of godsdienstige strekking – in casu een hoofddoek –al dan niet discriminatoir is.

Behalve een arrest naar aanleiding van de vraag van het Belgische Hof van Cassatie (dat in deze blogpost behandeld werd), behandelde het Europese Hof van Justitie ook een gelijkaardige vraag, gesteld door het Franse Hof van Cassatie. Hoewel er in beide zaken sprake was van een ontslag van een werkneemster omdat deze een hoofddoek op de werkplaats droeg, betrof het in het ene geval (BE) een inbreuk op een interne regel (het arbeidsreglement), terwijl er in het andere geval (FR) een ontslag was ten gevolge van een concrete klacht van een klant.

In de Franse zaak werd de werkneemster ontslagen omdat zij weigerde haar hoofddoek af te nemen nadat de klant waarbij zij werkte, haar werkgever gevraagd had om niet langer een werknemer met hoofddoek te sturen. De werkgever stelde dat de werkneemster inderdaad ontslagen werd wegens het dragen van de hoofddoek, maar dat dit het gevolg was van het niet voldoen aan een wezenlijke beroepsvereiste, aangezien zij aangenomen werd om enkel voor die specifieke klant te werken.

Het Franse Hof van Cassatie vroeg het Hof van Justitie daarom of het dragen van de hoofddoek (of een ander religieus symbool) een kenmerk kan zijn dat een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste kan vormen. Indien dat het geval zou zijn, kan men de betrokken persoon namelijk verschillend behandelen zonder dat er noodzakelijk sprake is van discriminatie.

Het Hof van Justitie meende echter – niet verwonderlijk – dat de bijzondere wens van een klant om het overeengekomen werk niet te laten uitvoeren door een werknemer die bepaalde politieke, filosofische of godsdienstige tekenen zichtbaar draagt, niet volstaat om te spreken van een “wezenlijke en bepalende beroepsvereiste”. Deze uitzondering kan immers slechts zeer uitzonderlijk toegepast worden en mag enkel gebaseerd zijn op objectieve vereisten (vb. veiligheid) en niet op subjectieve overwegingen zoals de bijzondere wensen van de klant.

Bronnen: HvJ 14 maart 2017, nr. C-188/15, Bougnaoui t/ Micropole SA.