Aanvullende pensioenen: in de startblokken voor 1 januari 2016!

Op 8 december 2015 werd in de Kamer een wetsontwerp neergelegd dat belangrijke nieuwigheden bevat inzake het aanvullend pensioen voor werknemers, zelfstandige bedrijfsleiders en andere zelfstandigen.

Dit wetsontwerp werd op 11 december aangenomen in de Commissie Sociale Zaken en zal weldra in de Kamer worden aangenomen.

De nieuwigheden, die allemaal in werking zullen treden op 1 januari 2016, betreffen:

  • het minimumrendement ten laste van de werkgevers in de pensioentoezeggingen voor werknemers. De vaste rentevoeten (3,25% voor de werkgeversbijdragen in vaste bijdragentoezeggingen en cash balance toezeggingen; 3,75% voor de persoonlijke bijdragen) zullen vervangen worden door een variabele rentevoet, gekoppeld aan het gemiddelde van de OLO’s op 10 jaar over 24 maanden. De gevolgen van die wijziging van rentevoet op de reeds gestorte bijdragen en op de toekomstige bijdragen zullen variëren naargelang de pensioeninstelling al dan niet een garantie van de rentevoet tot aan de pensioenleeftijd geeft. Deze wijziging van rentevoet zal ook gevolgen hebben voor de minimumrente die aan de aangeslotene toegekend wordt als hij kiest voor de omzetting van een kapitaal in rente. De informatie die door de pensioeninstellingen verschaft moet worden met betrekking tot dit minimumrendement zal toenemen.
  • de overlijdensdekking: voor elke uittreding vanaf 1 januari 2016, zal de werknemer, binnen een termijn van 12 maanden na kennis te hebben genomen van zijn rechten, de mogelijkheid hebben om te beslissen zijn pensioenreserves in de pensioentoezegging bij zijn ex-werkgever te laten, maar met behoud van een overlijdensdekking die gelijk is aan zijn verworven reserves. De eventuele kost van deze overlijdensdekking zal ten laste van de aangeslotene zijn. Er zullen geen medische formaliteiten vereist zijn.
  • het uitbetalingstijdstip van het aanvullend pensioen. Momenteel kan het uitbetaald worden vanaf 60 jaar als het pensioenreglement/de pensioenovereenkomst dit voorziet. Voortaan zal het enkel nog uitbetaald kunnen worden op het moment dat de aangeslotene daadwerkelijk op pensioen is of wanneer hij de normale pensioenleeftijd bereikt (nu 65 jaar) of als hij voldoet aan de voorwaarden om van het vervroegd pensioen te genieten en blijft werken. Er zijn uitzonderingen voorzien voor de werknemers die, in 2016, minstens 55 jaar zijn, alsook voor de werknemers die, ten vroegste op 55 jaar, zijn ontslagen in het kader van het SWT naar aanleiding van een herstructureringsplan opgesteld en gecommuniceerd aan de regionale of federale minister van werk voor 1 oktober 2015. In die twee gevallen zal het aanvullend pensioen uitbetaald kunnen worden op 60 jaar (of 61, 62 of 63 in functie van de leeftijd in 2016), op voorwaarde dat het reglement/de overeenkomst van kracht op 1 januari 2016 het toestaat. Er worden ook nieuwe informatieverplichtingen voorzien met het oog op een eenvoudigere vereffening.
  • het verbod op maatregelen die, vanaf een bepaalde leeftijd, het vervroegd vertrek op wettelijk pensioen aanmoedigen. Dergelijke maatregelen, zoals de gunstige vervroeging in de te bereiken doel plannen en de “future service” (conventionele anciënniteit) voor de begunstigden van het SWT, zullen als nietig worden beschouwd, dit is dus als onbestaand. Deze maatregel zal in ieder geval niet van toepassing zijn op de aangeslotenen die de leeftijd van 55 jaar bereiken op 31 december 2016. Dit is zowel op werknemers als op zelfstandige bedrijfsleiders van toepassing.
  • de actieve gepensioneerden: de personen die het statuut van gepensioneerde hebben en die het werk hervatten, zullen niet kunnen eisen om van de pensioentoezegging te genieten, behalve indien ze er al van genieten op 1 januari 2016.
  • de minimale pensioenleeftijd gebruikt in pensioentoezeggingen voor werknemers, zelfstandige bedrijfsleiders en het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen: de toezeggingen ingevoerd vanaf 1 januari 2016 moeten een leeftijd voorzien die niet lager mag zijn dan de wettelijke pensioenleeftijd die van kracht is op het moment van hun invoering (momenteel 65 jaar). De bestaande toezeggingen kunnen de pensioenleeftijd behouden zoals op dit ogenblik vastgelegd is (bijvoorbeeld 60 jaar). Niettemin zal die leeftijd niet lager kunnen zijn dan de wettelijke pensioenleeftijd voor werknemers die in dienst zullen treden vanaf 1 januari 2019.

De formele aanpassing van de pensioenreglementen en –overeenkomsten moet plaatsvinden voor 31 december 2018. Dit verhindert niet dat intussen alle voornoemde wettelijke principes van rechtswege van toepassing zullen zijn.

Het is ontegensprekelijk dat dit alles noodzaakt tot nadenken… en een snelle uitvoering…

Wordt vervolgd…