Inderdaad, voor de leden van de ondernemingsraad bepaalt artikel 23, 1e alinea van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven dat de vergaderingen van de ondernemingsraad, zelfs buiten de werkuren, als werkelijke arbeidstijd worden beschouwd en als dusdanig worden bezoldigd.
In haar arrest van 21 april 2015 moest het Arbeidshof van Luik zich uitspreken over de vordering van een lesgever tegen de school die hem tewerkstelde, voor de bezoldiging voor zijn deelname – als vertegenwoordiger van het personeel – aan de vergaderingen van de ondernemingsraad, die altijd plaatsvonden buiten zijn werkuren.
Hieromtrent refereert het Hof aan het hierboven geciteerde artikel 23, dat verwijst naar drie situaties:
Ofwel hebben de vergaderingen van de ondernemingsraad plaats tijdens de werkuren. In dit geval wordt de arbeidsduur of de arbeidstijd ingekort met de duur van deze vergaderingen. Bijgevolg, dient de bezoldiging betaald te worden zoals overeengekomen.
Ofwel hebben de vergaderingen van de ondernemingsraad plaats buiten de werkuren maar wordt de tijd die hieraan wordt besteed gerecupereerd. Bijgevolg dient deze tijd in mindering te worden gebracht van de werktijd en blijft de bezoldiging betaald zoals overeengekomen.
Ofwel hebben de vergaderingen van de ondernemingsraad plaats buiten de werkuren zonder dat er sprake is ze te recupereren. Deze uren moeten worden betaald bovenop de overeengekomen bezoldiging voor de werkuren.
De vordering van de lesgever wordt gegrond verklaard gezien de tijd die aan de vergadering wordt besteed, niet werd gerecupereerd. Bijgevolg wordt de school veroordeeld tot de betaling van een aanvullende bezoldiging.
Dit arrest biedt ons de gelegenheid om eraan u te herinneren dat deze regel zowel voor de private sector als voor de publieke sector (behoudens uitzonderingen bepaald in de wet) geldt.
Bron: Arbeidshof Luik (Namen), 21 april 2015, AG: 2013/AN/190