Een werknemer treedt als interne chauffeur in dienst. Wegens medische redenen (artrose in de onderrug) wordt hij naar een andere functie in dezelfde dienst verplaatst.
Na een reorganisatie binnen de onderneming, wordt de werknemer overgeplaatst naar zijn oorspronkelijke functie van chauffeur.
Hij wordt vervolgens opnieuw arbeidsongeschikt. Zijn ziekteverlof wordt met verschillende medische attesten verlengd.
Tijdens de arbeidsongeschiktheid beëindigt de werkgever de arbeidsovereenkomst van de werknemer met betaling van een opzeggingsvergoeding gelijk aan 84 dagen.
Per aangetekende brief vroeg de werknemer de redenen van zijn ontslag. De werkgever motiveert het ontslag door onder andere de ontijdig aangekondigde afwezigheden, de arbeidsorganisatie en de verstoorde productie .
De werknemer vordert de betaling van een vergoeding (17 weken) wegens vermeend kennelijk onredelijk ontslag.
De arbeidsrechtbank wijst deze vordering af als ongegrond:
- Het feit dat de werknemer altijd op het laatste moment de verlenging van zijn arbeidsongeschiktheid vermeldde, is op zich niet foutief maar heeft wel de arbeidsorganisatie binnen het bedrijf bemoeilijkt.
- Aangezien de afwezigheden van de werknemer telkens voor korte tijd werden verlengd, kon de werkgever ook niet naar een structurele en blijvende oplossing zoeken.
- Het komt de arbeidsrechtbank niet toe om zich over de opportuniteit van de ontslagbeslissing uit te spreken.
- De arbeidsrechtbank is van oordeel dat een normaal en redelijk werkgever in dezelfde situatie dezelfde beslissing zou hebben genomen.
- De aangevoerde reden van ontslag blijkt reëel en houdt verband met de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming.
- Het tegendeel is door de werknemer niet naar voldoening van recht aangetoond.
Het ontslag is niet kennelijk onredelijk zodat de vordering van de werknemer wordt afgewezen.
Bron: Arbrb. Antwerpen (afd. Tongeren) 6 juli 2016, AR 15/1143/A, onuitg.