Voor de opbouw van aanvullend pensioen kent de Duitse wetgeving een systeem van interne financiering waarbij door de werkgever balansprovisies worden aangelegd. De Belgische wetgeving laat dit niet toe: ter bescherming van de aangeslotenen en de begunstigden tegen een eventuele insolvabiliteit van de werkgever moet de uitvoering van de (individuele en collectieve) pensioentoezegging aan een verzekeringsonderneming of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening worden toevertrouwd.
Wat als een Belgische werkgever een werknemer in dienst neemt die voorheen bij een Duitse werkgever was tewerkgesteld en er tussen de Belgische werkgever, de vroegere Duitse werkgever en de werknemer wordt overeenkomen dat deze laatste verder aanvullend pensioen zal opbouwen in het Duitse pensioenplan? Kunnen de bedragen die de Belgische werkgever aan de vroegere Duitse werkgever betaalt, genieten van fiscale voordelen?
Over die vraag heeft het Brusselse Hof van Beroep uitspraak gedaan in een arrest van 28 april 2016[1].
De belastingadministratie had het fiscale voordeel[2] met betrekking tot de bedragen betaald door de Belgische werkgever aan de vroegere Duitse werkgever geweigerd omdat deze bedragen niet waren gestort aan een pensioeninstelling. Niet onbelangrijk hierbij is dat op deze bedragen geen 4,4%-verzekeringstaks is betaald.
Volgens het Hof vormt deze weigering een manifeste belemmering van het vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie.
Betekent dit nu dat de betrokken werknemer geen bescherming geniet tegen een eventuele insolvabiliteit van de vroegere Duitse werkgever? Neen. Voor de financiering van het aanvullend pensioen via interne provisies verplicht de Duitse regeling de werkgevers immers om een insolventieverzekering af te sluiten. Deze bescherming via de insolvabiliteitsverzekering werd door de Europese Commissie als voldoende beschouwd in de zin van de Europese richtlijn nr. 80/987/EEG van 20 oktober 2008 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de bescherming van werknemers bij insolventie van de werkgevers.
Het Hof volgde het standpunt van de administratie dus niet en bijgevolg is het fiscale voordeel voor de bijdragen voor het aanvullend pensioen ook van toepassing op de bedragen betaald door de Belgische werkgever in het kader van het Duitse pensioenplan
[1] Brussel, 28 april 2016, rolnr. 2012/AR/1672, Fiscalnet.
[2] Hetzij in dit geval de niet-belastbaarheid van de Belgische werkgever op de betaalde bedragen, aangezien hij aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen.