Het Hof van Cassatie heeft in een recent arrest (22 mei 2015) beslist dat de fiscus onrechtmatig verkregen bewijs mag gebruiken tegen een belastingplichtige. Aan de basis van deze uitspraak ligt een BTW-geschil waarbij zich de vraag stelde of de Bijzondere Belastingsinspectie (BBI) inlichtingen mocht gebruiken die het van een Portugese belastingsadministratie had bekomen. De betrokken vennootschap argumenteerde dat de BBI niet bevoegd was om deze inlichtingen op te vragen en dat de bekomen informatie bijgevolg onrechtmatig was verkregen en niet tegen haar mocht worden gebruikt. Het Hof van Cassatie veegde de argumentatie van de vennootschap echter van tafel. Het Hof wees er op dat de fiscale wetgeving geen algemene bepaling bevat die het gebruik verbiedt van onrechtmatig verkregen bewijs voor het vaststellen van een belastingschuld of het opleggen/verhogen van fiscale boetes. Om uit te maken of onrechtmatig verkregen bewijs mag worden gebruikt, dient volgens het Hof een toetsing te gebeuren aan de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op een eerlijk proces. Dit betekent dat onrechtmatig verkregen bewijs slechts kan worden geweerd indien:
- Er bijzondere sancties door de wet zijn voorzien;
- indien de bewijsmiddelen verkregen zijn op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden als ontoelaatbaar moet worden geacht;
- indien het gebruik van dit onrechtmatig verkregen bewijs het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in het gedrang brengt.
Het Hof verduidelijkt dat de rechter bij deze afweging onder meer rekening kan houden met één of meer van volgende omstandigheden: het zuiver formeel karakter van de onregelmatigheid, de weerslag ervan op het recht of de vrijheid die door de overschreden norm worden beschermd, het al dan niet opzettelijk karakter van de door de overheid begane onrechtmatigheid en de omstandigheid dat de ernst van de inbreuk veruit de begane onrechtmatigheid overstijgt. Hoewel duidelijk is dat het Hof van Cassatie zich heeft geïnspireerd op de Antigoon-rechtspraak in strafzaken, is het opmerkelijk dat de principes ervan niet letterlijk overneemt in dit arrest. Volgens de Antigoon-rechtspraak is onrechtmatig bewijs slechts nietig (en moet het dus geweerd worden) in drie gevallen, met name indien (1) de naleving van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid, (2) de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast of (3) het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces. Opmerkelijk is ook dat het Hof van Cassatie in haar arrest van 22 mei 2015 verwijst naar beginselen van behoorlijk bestuur. Dit arrest is niet enkel relevant voor de fiscaalrechtelijke praktijk, maar mogelijks ook voor het sociaal recht. Het valt namelijk niet uit te sluiten dat de rechtspraak bovenstaande redenering doortrekt in sociale zaken, zoals in geschillen met de inspectiediensten van de FOD Sociale Zekerheid en de FOD Werk.