Een werkgever is met de vakbonden verwikkeld in een lang aanslepend debat over de verloning van meer- en overuren. De sector-CAO laat ruimte voor interpretatie en men geraakt er niet uit.
Er wordt een ‘compromis à la belge’ afgesproken: een gelimiteerd aantal uren over een bepaalde periode wordt geregulariseerd. De gemaakte afspraken worden vastgelegd in een ‘bedrijfsakkoord’, met daaraan gekoppeld het engagement van de werknemersorganisaties om geen individuele of collectieve vorderingen te ondersteunen die verband houden met het akkoord en de verbintenis van de werkgever kunnen uitbreiden. Dit akkoord wordt ondertekend aan werkgeverszijde door het management, en ‘voor de werknemersorganisaties’ door de vakbondssecretarissen, die echter niet uitdrukkelijk tekenen in hun hoedanigheid van ‘secretaris’. Het akkoord wordt niet neergelegd en geregistreerd bij de FOD, maar wel netjes uitgevoerd door de werkgever.
Eén vakbond begint desondanks toch te mobiliseren bij zijn leden en een 7-tal werknemers stellen een vordering in, zich niet gebonden achtend door het bedrijfsakkoord omdat dit hen niet tegenstelbaar zou zijn.
De werkgever argumenteerde dat via het akkoord in hoofde van de individuele werknemers verzaakt werd aan rechten en het inleiden van een procedure.
De rechtbank analyseert dit akkoord en stelt vast dat ‘aangezien het akkoord door de secretarissen ondertekend is voor de werknemersorganisaties’, zij toch als vertegenwoordiger van hun groepering (zonder rechtspersoonlijkheid) en dus van de leden ervan ondertekend hebben. Verder, stelt de rechtbank, is het niet aan de werkgever om de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vakbond verder te onderzoeken, en dus is er minstens de schijn dat de secretarissen vertegenwoordigingsbevoegdheid hadden. Ook de eisers hebben bijgedragen aan de ontstane schijn stelt de rechtbank, want ze hebben de betalingen aanvaard en niet betwist gedurende een jaar.
Op grond van die redenering wordt de vordering van de werknemers ontoelaatbaar verklaard.
Wat hieruit te onthouden? Waarschijnlijk niet zo heel veel. Een bedrijfsakkoord niet-CAO dat bindend is voor de werknemers getuigt volgens ons van een verregaande juridische creativiteit. Niettemin blijven het in casu natuurlijk wel de secretarissen van de vakbond die ondertekend hebben, en op die manier blijkbaar toch een veel zwaarder gewicht hebben gegeven aan het bedrijfsakkoord.
Bron: Arbrb. Gent, afdeling Sint-Niklaas, 7 januari 2016, AR 13/425/A