De kwalificatie van de aard van een misdrijf bepaalt het aanvangstijdstip van de verjaring. Bijgevolg is het van belang te weten of een misdrijf wordt gekwalificeerd als een “aflopend misdrijf”, een “voortdurend misdrijf” of een “voortgezet misdrijf”.
In een arrest van 29 april 2014 heeft het Arbeidshof te Brussel beslist dat een werkgever die herhaaldelijk een bepaald loonbestanddeel, dat door een algemeen verbindend verklaarde cao was toegekend, niet betaalt, een voortdurend misdrijf uitmaakt (= een misdrijf dat bestaat uit de strafbare toestand die erdoor gedurende een zekere periode wordt gecreëerd).
Het Hof van Cassatie heeft dit arrest verbroken in haar arrest van 22 juni 2015 waarin zij oordeelde dat dergelijke feiten geen voortdurend misdrijf kunnen zijn.
Op zich is dit niet zo opzienbarend. De rechtspraak is het er reeds langer over eens dat het herhaaldelijk niet-betalen van een bepaald loonbestanddeel, afhankelijk van de omstandigheden, hetzij meerdere aflopende misdrijven zijn (= misdrijf dat bestaat uit een welbepaalde daad of nalatigheid), hetzij een voortgezet misdrijf (=een geheel van misdrijven van dezelfde aard die moeten worden beschouwd als één enkel strafbaar feit omdat zij voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet) vormt, maar geen voortdurend misdrijf.
De formulering van het arrest van 22 juni 2015 is echter nogal ongelukkig: het Hof van Cassatie stelt namelijk uitdrukkelijk dat het herhaaldelijk niet-betalen van een loonbestanddeel een aflopend misdrijf is en geen voortdurend misdrijf. Hierbij zwijgt het Hof echter over de theorie van het voortgezet misdrijf en zaait zij mogelijks verwarring over de mogelijkheid tot een dergelijke kwalificatie indien wordt aangetoond dat er bij de herhaaldelijke niet-betaling sprake was van eenzelfde misdadig opzet.